DOSSIER GDW
Wat is niet voor beslag vatbaar ?
Art. 7 en 8 van de Hypotheekwet houden een basisbeginsel van het invorderingsrecht in, namelijk dat elke schuldenaar met het geheel van zijn vermogen instaat voor zijn schulden.
Schuldeisers kunnen dus in beginsel gedwongen laten uitvoeren op elk deel van het vermogen van de schuldenaar, dit ter delging van een openstaande schuld.
Nochtans zijn er een aantal goederen waarop geen beslag mag worden gelegd.
​
A. Inzake beslag op roerend goed
B. Inzake beslag op loon of andere inkomsten
​
​
​
A. INZAKE BESLAG OP ROEREND GOED
A.1 lijst der niet voor beslag vatbare goederen
A.2 procedure
​
A.1. lijst der niet voor beslag vatbare goederen
Voor het beslag op roerende goederen worden deze vermeld in art. 1408 § 1Ger.Wb., namelijk :
1. op het nodige bed en beddegoed van de beslagene en van zijn gezin.
2. de kleren en het linnengoed volstrekt noodzakelijk voor hun persoonlijk gebruik alsmede
de meubelen nodig om deze op te bergen.
3. een wasmachine en strijkijzer voor het onderhoud van het linnen.
Een droogkast kan dus wel in beslag worden genomen.
4. de toestellen die noodzakelijk zijn voor de verwarming van de gezinswoning.
5. de tafel en de stoelen die voor de familie een gemeenschappelijke maaltijd mogelijk
maken, alsook het vaatwerk en het huishoudgerei dat volstrekt noodzakelijk is voor het
gezin.
6. een meubel om het vaatwerk en het huishoudgerei op te bergen.
7. een toestel om warme maaltijden te bereiden.
8. een toestel om voedingsmiddelen te bewaren.
9. één verlichtingstoestel per bewoonde kamer.
Een garage of zolder wordt als niet bewoonde kamer aanschouwt, zodat alle eventuele
verlichtingstoestellen hier wel in beslag mogen worden genomen; een slaapkamer wordt
wel als bewoonde kamer aanschouwt.
10. de voorwerpen die noodzakelijk zijn voor de mindervalide gezinsleden.
11. de voorwerpen die bestemd zijn om te worden gebruikt door de kinderen ten laste die
onder hetzelfde dak wonen.
Beslagr. Gent, 07 december 04, T.G.R. 2005, 46 : een CD-speler, DVD, video en televisie
blijven voor beslag vatbaar. De omstandigheid dat deze zaken ongetwijfeld mede
bestemd zijn om door de zeven inwonende kinderen te worden gebruikt, neemt niet weg
dat deze goederen niet volstrekt noodzakelijk zijn om de beslagene en zijn gezin een
menswaardig bestaan te waarborgen en evenmin vereist zijn om de kinderen een
menswaardige opvoeding te geven.
12. de gezelschapsdieren.
13. de voorwerpen en producten die noodzakelijk zijn voor de lichaamsverzorging en voor het
onderhoud van de vertrekken.
Een eventuele voorraad hiervan wordt wel als beslagbaar aanzien.
14. het gereedschap dat nodig is voor het onderhoud van de tuin.
Nummers 1 tem. 14 met uitsluiting van de luxemeubelen en luxeartikelen (bv. een pelsmantel is wel voor beslag vatbaar)
15. op de boeken en overige voorwerpen, nodig voor de voortzetting van studies of voor de
beroepsopleiding van de beslagene of van de kinderen te zijnen laste die onder
hetzelfde dak wonen.
16. op de goederen die de beslagene volstrekt nodig heeft voor zijn beroep, tot een waarde
van 2.500 EUR op het tijdstip van het beslag en naar keuze van de beslagene, behalve
voor de betaling van de prijs van die goederen.
Deze regel is enkel inroepbaar door particulieren en niet door vennootschappen.
Bovendien is deze regel niet inroepbaar wanneer het beslag gebeurt op verzoek van de
onbetaalde verkoper (of eventuele derden welke in zijn rechten zijn gesubrogeerd) van
desbetreffende goederen
17. op de voorwerpen die dienen voor de uitoefening van de eredienst.
Deze voorwerpen zijn enkel onbeslagbaar wanneer ze zich bevinden in plaatsen waar
een eredienst wordt uitgeoefend. Staan zij bv. in een woonkamer als siervoorwerp dan
zijn ze beslagbaar aangezien ze duidelijk niet aangewend worden voor de uitoefening
van een eredienst.
18. op de levensmiddelen en brandstof die de beslagene en zijn gezin voor een maand nodig
hebben.
19. een koe, of twaalf schapen of geiten, naar keuze van de beslagene, alsmede een varken
en vierentwintig dieren van de hoenderhof, met het stro, voeder en graan, nodig voor het
strooisel en de voeding van dat vee gedurende één maand.
De hiervoor opgesomde goederen blijven voor beslag vatbaar indien zij zich op een andere plaats bevinden dan daar waar de beslagene gewoonlijk woont of werkt (art. 1408 § 2 Ger.Wb.).
Besl.Rb. Leuven, 8ste Kamer, 21 februari 1995, R.W., 575 : De niet-vatbaarheid voor beslag
van art. 1408 §1blijft gelden wanneer het beslag is gelegd toen de goederen zich bevonden in
de veilingszaal ingevolge een eerder beslag. Art. 1408 §2 strekt er enkel toe de bescherming
uit art. 1408 §1 uit te sluiten voor goederen die door de beslagene klaarblijkelijk niet voor het
gezin werden bestemd.
​
Bevinden er zich meerdere voorwerpen in de woning van het soort welke niet voor beslag vatbaar zijn, dan kan de gerechtsdeurwaarder het surplus hiervan wel in beslag nemen.
Wanneer er zich bv. meerdere tafels en stoelen in de woning bevinden, dan zal de gerechtsdeurwaarder enkel die tafel en stoelen niet in beslag nemen welke strikt noodzakelijk zijn om een gemeenschappelijke maaltijd te nuttigen. Bij een gezin van 4 personen zal dit dus één tafel en 4 stoelen zijn. Uiteraard zal de gerechtsdeurwaarder hierbij de minst waardevolle tafel en stoelen buiten het beslag laten, zodat de meest waardevolle wel degelijk in beslag kunnen worden genomen.
Idem dito voor bv. de kast om het noodzakelijke vaatwerk en het huishoudgerei in op te bergen. Een tweede kast kan in beslag kunnen worden genomen, tenzij in praktijk blijkt dat er wel degelijk een tweede kast nodig is om het noodzakelijke vaatwerk en het huishoudgerei in op te bergen.
In dergelijke gevallen zal de gerechtsdeurwaarder zich hoeden voor discussies achteraf en expliciet vermelden dat bepaalde goederen niet in beslag zijn genomen, dit ter verduidelijking dat wel degelijk werd voldaan aan de voorschriften van art. 1408 § 1Ger.Wb.
A.2. Procedure
Art. 1408 § 3 bepaalt de procedure welke dient te worden gevolgd wanneer de beslagene partij het niet eens is dat bepaalde goederen, zoals omschreven in art. 1408 § 1Ger.Wb, in beslag worden genomen. Deze procedure schorst de gedwongen tenuitvoerlegging (maw. er kan niet worden overgegaan tot oplading en openbare verkoping ervan), doch de goederen blijven wel onder beslag tot er uitspraak is.
Hiertoe dient de beslagene partij zijn opmerkingen aan de gerechtsdeurwaarder mede te delen, hetzij op het moment van beslag, hetzij (op straffe van verval) binnen een termijn van 5 dagen na de betekening van het beslagexploot. De gerechtsdeurwaarder dient desbetreffende opmerkingen te noteren in het beslagexploot.
Vervolgens zal de gerechtsdeurwaarder een afschrift van het beslagexploot neerleggen op de griffie van de beslagrechtbank, waarop de beslagrechter dag en uur van het onderzoek en de regeling van de moeilijkheden zal bepalen. De griffier van de beslagrechtbank roept de partijen op voor desbetreffende zitting.
Wanneer de gerechtsdeurwaarder niet overgaat tot neerlegging van het afschrift ter griffie, kan ook de beslagene zelf dit doen (doch in de praktijk zal de neerlegging door de gerechtsdeurwaarder gebeuren).
De beslagrechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken, zowel in aanwezigheid als bij ontstentenis van de partijen; zijn beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Na uitspraak van de beslagrechter kan de gedwongen tenuitvoerlegging onmiddellijk worden hervat, uiteraard rekening houdende met de inhoud van de uitspraak.
Beslagrb. Gent, 18.12.07, R.W. 2008-2009, 679 : “De termijn van 5 dagen om de grieven nopens de beslagbaarheid te formuleren is een vervaltermijn. Het mededelen van de opmerkingen (aan de gerechtsdeurwaarder) is geen proceshandeling in de zin van art. 48 Ger.Wb., zodat art. 53 Ger.Wb. niet van toepassing is. Ook wanneer de termijn eindigt op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag, wordt de vervaldag bijgevolg niet op de eerstvolgende werkdag verplaatst.
Na het verstrijken van de vervaltermijn is de vordering van de beslagene niet toelaatbaar.”
B. INZAKE BESLAG OP LOON OF ANDERE INKOMSTEN
B.1 Inkomsten welke gedeeltelijk beschermd zijn
B.1.a Loon
B.1.b Vervangingsinkomsten
B.1.c Kinderen ten laste
B.1.d Andere inkomsten
B.2 Inkomsten welke volledig beschermd zijn
B.3 Samenvoeging bij meerdere beslagen op loon of inkomsten
B.4.a Principe
B.4.b Beperking in de tijd
B.4.c Verloop der procedure
​
Voor het beslag op inkomsten (via het bewarend of uitvoerend beslag onder derden) worden de niet voor beslag vatbare bedragen vermeld in art. 1409 Ger.Wb. tem. art. 1412 Ger.Wb.
voor een schematisch overzicht van alle beschermde bedragen vanaf 2012 tot heden : klik hier
B.1. Inkomsten welke gedeeltelijk beschermd zijn
a) Elk bedrag uitgekeerd per kalendermaand ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst (of een eventuele leerovereenkomst, een statuut of een abonnement), zijnde aldus het maandelijkse loon van een werknemer (met inbegrip van bv. eindejaarspremie) alsmede het vakantiegeld worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409 § 1 Ger.Wb.. Dit artikel voorziet in een beperkte beslagbaarheid van deze bedragen via een systeem van 5 schijven welke bepaalt hoeveel % ervan beslagbaar is.
Indexatie 2022 :
- eerste schijf van 0 tem. 1186 euro is niet voor beslag vatbaar en dus volledig beschermd.
- tweede schijf > 1186 tem. 1274 euro : hiervan kan slechts 20% in beslag worden genomen.
- derde schijf > 1274 tem. 1406 euro : hiervan kan slechts 30% in beslag worden genomen.
- vierde schijf > 1406 tem. 1538 euro : hiervan kan slechts 40% in beslag worden genomen.
- vijfde schijf > 1538 euro is onbeperkt voor beslag vatbaar en wordt aldus niet beschermd.
Deze bescherming van het loon en het vakantiegeld dient automatisch door de derde-beslagene partij (zijnde bv. de werkgever of uitbetalingsinstantie) te worden nageleefd en dient derhalve niet door de beslagene te worden aangevraagd.
b) de inkomsten uit andere activiteiten dan deze bedoeld in art. 1409 § 1Ger.Wb (door rechtspraak en rechtsleer beperkt tot de zogenaamde vervangingsinkomens per kalendermaand) worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409 § 1bis Ger.Wb.. Dit artikel voorziet in een beperkte beslagbaarheid van voormelde inkomsten via een systeem van 4 schijven welke eveneens bepaalt hoeveel % ervan beslagbaar is.
Onder vervangingsinkomens dienen oa. te worden verstaan (zie ook art. 1410 § 1 Ger.Wb.)
- de al dan niet provisionele uitkeringen tot onderhoud, door de rechter toegewezen, alsmede de
uitkeringen die na echtscheiding aan de niet schuldige echtgenoot worden toegekend;
- de pensioenen, aanpassingsuitkeringen, renten, rentebijslagen of als pensioen geldende
voordelen betaald krachtens een wet, een statuut of een overeenkomst;
- de werkloosheidsuitkeringen en de uitkeringen betaald door fondsen voor bestaanszekerheid;
- de uitkeringen wegens arbeidsongeschiktheid en de invaliditeitsuitkeringen betaald krachtens
de wetgeving op de ziekte- en invaliditeitsverzekering of de wet van 16 juni 1960 die onder meer
de maatschappelijke prestaties waarborgt ten gunste van de gewezen werknemers van Belgisch-
Congo en Ruanda-Urundi en de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;
- de uitkeringen, renten en toelagen betaald krachtens de wetgeving op de vergoeding van schade
uit arbeidsongevallen of beroepsziekten, of de genoemde wet van 16 juni 1960 of
verzekeringsovereenkomsten aangegaan bij toepassing van de wetgeving op de overzeese
sociale zekerheid, met uitzondering van het gedeelte van de uitkering bedoeld in § 2, 4°, van dit
artikel;
- de militievergoedingen bedoeld bij de wet van 9 juli 1951;
- de uitkering toegekend bij onderbreking van de beroepsloopbaan.
In de rechtspraak en rechtsleer wordt algemeen gesteld dat de inkomsten uit een zelfstandige activiteit niet vallen onder het toepassingsgebied van art. 1409 § 1bis Ger.Wb., doch wel onder dit van art. 1409 bis Ger.Wb. - zie verder)
indexatie 2022 :
- eerste schijf van 0 tot tem. 1186 euro is niet voor beslag vatbaar en dus volledig beschermd.
- tweede schijf > 1186 tem. 1274 euro : hiervan kan slechts 20% in beslag worden genomen.
- derde schijf >1274 tem. 1538 euro : hiervan kan slechts 40% in beslag worden genomen.
- vierde schijf >1538 euro is onbeperkt voor beslag vatbaar en wordt aldus niet beschermd.
Deze bescherming van de vervangingsinkomens dient automatisch door de derde-beslagene partij (zijnde bv. de werkgever of uitbetalingsinstantie) te worden nageleefd en dient derhalve niet door de beslagene te worden aangevraagd.
c) Bovendien voorzien zowel art. 1409 § 1, 4de lid (loon) als art. 1409 § 1bis, 4de lid (vervangingsinkomens) dat wanneer de beslagene één of meer kinderen ten laste heeft, het voor beslag beschermde bedrag nog eens bijkomstig vermeerderd wordt met 73 euro per kind (indexatie 2022) ten laste.
Deze verhoging van het niet-voor beslag vatbare gedeelte gebeurt niet automatisch, doch dient door de beslagene te worden aangevraagd en dit via het formulier welke de beslagene ontvangt
van de gerechtsdeurwaarder nav. de aanzegging van het beslag onder derden.
​
Lees hier dossier GDW "Kinderen ten laste"
d) andere inkomsten dan loon/vakantiegeld of vervangingsinkomens (zoals onder a en b hierboven besproken) worden gedeeltelijk beschermd door art. 1409bis Ger.Wb..
Hieronder dienen naast de inkomsten uit bv. verhuur of kapitaal tevens de inkomsten uit een zelfstandige activiteit te worden verstaan.
De bescherming van art. 1409bis Ger.Wb. gebeurt niet automatisch en dient door de beslagene te worden aangevraagd via een procedure te voeren voor de beslagrechter overeenkomstig artikel 1408, § 3 De beslagrechter kan de duur beperken tijdens welke deze inkomsten van de schuldenaar niet voor beslag vatbaar zijn.
De berekening van het deel welke eventueel niet voor beslag vatbaar is gebeurt volgens de art. 1409 §1 en 1411 Ger.Wb. (maw. ook de verhoging voor kinderen ten laste is hier van toepassing) en kan enkel slaan op die inkomsten welke voor de beslagene en zijn gezin noodzakelijke inkomsten uitmaken. Dit is een feitelijke beoordeling welke aldus aan de beslagrechter dient te worden voorgelegd.
B.2. Inkomsten welke volledig beschermd zijn.
a) Art. 1410 § 2 Ger.Wb. voorziet in een aantal inkomsten welke niet voor beslag vatbaar zijn :
1° de gezinsbijslagen, met inbegrip van deze betaald krachtens de wetgeving betreffende
de soldijtrekkende militairen.
2° de wezenpensioenen of -renten betaald krachtens een wet, een statuut of een
overeenkomst;
3° de tegemoetkomingen aan minder-validen.
4° het gedeelte van de vergoedingen uitgekeerd krachtens de wetgeving op de vergoeding
van schade uit arbeidsongevallen die 100 pct. overschrijdt en toegekend wordt aan
zwaar verminkten wier toestand de hulp van een andere persoon volstrekt en (normaal
vergt, evenals de bedragen toegekend voor de behoefte aan andermans hulp krachtens
de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en
uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994).
5° de bedragen uit te keren :
1. aan de rechthebbende van geneeskundige verstrekkingen als tegemoetkoming ten laste
van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen of krachtens de wet
van 16 juni 1960 of de wetgeving betreffende de overzeese sociale zekerheid;
2. als kosten voor geneeskundige, heelkundige, farmaceutische en verplegingszorgen of
als kosten voor prothesen en orthopedische toestellen aan een door een arbeidsongeval
of een beroepsziekte getroffen persoon krachtens de wetgeving betreffende de
arbeidsongevallen of de beroepsziekten.
6° de bedragen uitgekeerd als gewaarborgd inkomen voor bejaarden of als
inkomensgarantie voor ouderen.
7° de bedragen uitgekeerd als bestaansminimum.
8° de bedragen uitgekeerd als maatschappelijke dienstverlening door de openbare centra
voor maatschappelijk welzijn.
9° de uitkering voorzien in artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 november 1996
houdende invoering van een sociale verzekering ten gunste van zelfstandigen, in geval
van faillissement, en van gelijkgestelde personen, met toepassing van de artikelen 29 en
49 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot
vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
10° de al dan niet provisionele vergoedingen voor prothesen, medische hulpmiddelen en
implantaten.
11° de bedragen bepaald in artikel 120 van de programmawet (I) van 27 december 2006
uitgekeerd als tussenkomst van het Schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers.
b) art. 1409 § 1ter : de maaltijdcheques
​
Deze worden immers door de wetgever niet aanzien als loon, aangezien de maaltijdcheques vrij zijn van belastingen en bijdragen voor de Sociale Zekerheid.
(De onbeslagbaarheid geldt uiteraard slechts in die mate dat aan alle voorwaarden voor deze vrijstellingen worden nageleefd)
Deze maaltijdcheques vallen niet onder de samenvoeging waarin artikel 1411 Ger.Wb. voorziet, noch behoren zij tot de uitzonderingen bepaald in artikel 1412 Ger.Wb.
B.3. Samenvoeging bij meerdere beslagen op loon of inkomsten
Art. 1411 Ger.Wb. :
​
Komen iemand tegelijk de bedragen toe bedoeld in de artikel 1409 en 1409bis en pensioenen, gelden, uitkeringen, vergoedingen, renten of rentebijslagen als bedoeld in artikel 1410, § 1, dan worden die bedragen samengevoegd tot bepaling van het voor overdracht of beslag vatbare gedeelte (zoals bedoeld in artikel 1409, § 1).
​
Voor de bepaling van dat gedeelte komen genoemde bedragen eerst in aanmerking na aftrek van de afhoudingen krachtens de wettelijke bepalingen inzake belastingen en maatschappelijke zekerheid, en krachtens particuliere en collectieve overeenkomsten betreffende aanvullende voordelen van maatschappelijke zekerheid.
B.4. Bescherming zichtrekening
De beperkingen en uitsluitingen waarin de artikelen 1409, 1409bis en 1410 voorzien, zijn eveneens van toepassing op de in die artikelen bedoelde bedragen indien ze worden gecrediteerd op een zichtrekening.
zie artt. 1411 bis, 1411ter en 1411 quater Ger.Wb.
​
a) Principe
Het principe van de gedeeltelijke of volledige onvatbaarheid van het inkomen, zoals vermeld in de artikelen 1409, 1409bis en 1410 Ger.Wb., is eveneens van toepassing indien dergelijke inkomsten worden gecrediteerd op een zichtrekening.
(geopend bij een kredietinstelling als bedoeld in artikel 1 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen)
Wanneer aldus beslag wordt gelegd op een zichtrekening zullen de hierop gestorte bedragen welke afkomstig zijn uit inkomsten van :
- art. 1409 § 1 : vb. loon en vakantiegeld
- art. 1409 § 1bis : vb. vervangingsinkomens
- art. 1409bis : vb. inkomsten uit zelfstandige activiteiten, opbrengsten uit verhuur en kapitaal
- art. 1410 : vb. onderhoudsgelden
genieten van de regels der gedeeltelijke of volledige onvatbaarheid voor beslag zoals vervat in art. 1409 Ger.wb. ev., zij het weliswaar beperkt in de tijd (zie verder).
Het is derhalve van belang dat voor de gelden gestort op een zichtrekening welke in beslag werd genomen, een duidelijk onderscheid kan worden gemaakt tussen de beschermde en niet-beschermde bedragen.
Hiertoe voerde de wetgever alvast het wettelijke vermoeden in dat de bedragen welke door de werkgever van de beslagene gestort zijn op de zichtrekening van de beslagene geacht worden, tot anders bewezen is, gedeeltelijk onvatbaar te zijn voor beslag of overdracht overeenkomstig artikel 1409, § 1.
Voor de andere bedragen mag de beslagene met alle wettelijke middelen bewijzen dat
deze gelden afkomstig zijn uit activiteiten welke vallen onder de artt. 1409 §1bis, 1409bis en 1410 Ger.Wb.
Bijkomstig werd een systeem van codering opgelegd aan de opdrachtgevers welke per overschrijving betaling uitvoeren van bedragen bedoeld in art. 1409, 1409bis e, 1410 Ger.Wb., zijnde aldus de werkgevers en de diverse uitbetalingsinstellingen (bv. vakantiekas, ziekenfonds, werkloosheidskas, fondsen voor bestaanszekerheid, ...), zodat deze beschermde inkomsten ook na storting per overschrijving nog duidelijk kunnen worden aangeduid als zijnde (deels) beschermde inkomsten.
Deze codering werd uitgewerkt in het K.B. van 04 juli 2006 houdende uitvoering van het artikel 1411bis § 2 en § 3 van het Gerechtelijk Wetboek en tot vaststelling van de inwerkingtreding van de artikelen 4 tot 8 van de wet van 27 december houdende diverse bepalingen.
De opdrachtgever dient volgende code te vermelden :
- drie tekens A (gedeeltelijk onvatbaar voor beslag) voor de bedragen beoogd in de
artt. 1409 § 1 en 1409 bis Ger.Wb.
- drie tekens B (gedeeltelijk onvatbaar voor beslag) voor de bedragen beoogd in de
artt. 1409 § 1bis en 1410 § 1 Ger.Wb.
- drie tekens C (volledig onvatbaar voor beslag) voor de bedragen beoogd in
art. 1410 § 2 Ger.Wb.
De letters A, B en C moeten steeds een hoofdletter zijn. De opdrachtgever vermeldt de desbetreffende code, gevolgd door een spatie, in de eerste vakjes van de ruimte voor vrije mededelingen, voor enige andere mededeling.
Deze bijzondere code wordt vermeld op het uittreksel van de zichtrekening.
Indien de opdrachtgever de betaling uitvoert in contanten (wat in de praktijk bijna niet meer voorkomt), dan levert de bank aan de opdrachtgever een formulier af waarop hij het bedrag en de toepasselijke code dient te vermelden.
Private betalers zijn van deze verplichte codering ontslagen, wat inhoudt dat wanneer onderhoudsgelden worden overgeschreven op een zichtrekening, hierbij geen codering wordt vermeld. Het is dan ook aan de beslagene partij om te bewijzen dat een specifiek bedrag, gecrediteerd op de zichtrekening, afkomstig is van een storting van onderhoudsgeld en derhalve valt onder de bescherming van artikel 1410 Ger.Wb. (en dit via het door de gerechtsdeurwaarder overgemaakte antwoordformulier - zie verder verloop der procedure).
b) Beperking in de tijd
De bescherming van de inkomsten geldt slechts gedurende een periode van dertig dagen
vanaf de inschrijving van deze bedragen op de creditzijde van de zichtrekening.
Wanneer niettemin de beschermde sommen het voorwerp zijn van een globale storting op een zichtrekening, terwijl ze betrekking hebben op een duur van meer dan één maand (vb. opzeggingsvergoeding, achterstallige vergoeding, ...), is de bescherming van toepassing gedurende een overeenstemmende periode, vanaf de datum van inschrijving op de creditzijde van de zichtrekening.
Voor de toepassing van deze regel telt een maand dertig dagen.
De berekening van het niet voor beslag of overdracht vatbare gedeelte van het saldo op de zichtrekening gebeurt naar evenredigheid van de dagen van de periode die overblijven sinds de inschrijving van de niet voor beslag of overdracht vatbare bedragen op de creditzijde van de zichtrekening (de zogenaamde prorata-berekening)
Een voorbeeld :
1) Het loon wordt in datum van 02 mei op de zichtrekening gestort. Het deel dat hiervan niet voor beslag vatbaar is bedraagt na berekening 400 euro. Op 20 mei wordt beslag gelegd op
de rekening.
02 mei is hierbij de eerste dag van de 30 dagen. Op 20 mei zijn reeds 18 dagen verstreken. Resten er aldus nog 12 dagen van de beschermingsperiode.
Van de 400 euro zal op 19 mei aldus nog 160 euro beschermd zijn, nl.
400 euro (beschermd bedrag) x 12 resterende dagen beschermingsperiode = 160 euro
30 dagen beschermingsperiode
2) Een achterstallige vergoeding (voor een periode van 2 maanden) tbv. 1000 euro wordt in datum van 02 mei op de zichtrekening gestort. Op 20 mei wordt beslag gelegd op de rekening.
Van de 1000 euro zal op 20 mei aldus nog -- euro beschermd zijn, nl.
1000 euro (beschermd bedrag) x 42 resterende dagen beschermingsperiode = 700 euro
60 dagen beschermingsperiode
c) Verloop der procedure
Conform art. 1452 Ger.Wb. is de derde-beslagene verplicht binnen de vijftien dagen na de betekening van het derde-beslag een verklaring te richten naar de gerechtsdeurwaarder van de sommen of zaken die het voorwerp van het beslag uitmaken.
In het geval van een beslag op een zichtrekening, deelt de kredietinstelling, naast de totaliteit van het bedrag welke op de rekening staat, tevens een lijst mee van de bedragen (welke verplicht voorzien dienen te worden van een code), die gecrediteerd zijn tijdens de periode van 30 dagen die aan de datum van het beslag voorafgaat.
Deze lijst is aldus beperkt tot de verplichte gecodeerde bedragen (zie hierboven) beperkt tot 30 dagen voorafgaand aan het beslag en bevat dus niet bv. :
- stortingen welke de beslagene heeft ontvangen ter betaling van onderhoudsgelden
(dienen immers niet voorzien te worden van een code)
- gecodeerde bedragen welke reeds vroeger dan 30 dagen op de zichtrekening werden
gestort (bv. opzeggingsvergoeding).
In dergelijke gevallen zal de schuldenaar dit dienen te melden aan de gerechtsdeurwaarder via een antwoordformulier (zie verder).
De gerechtsdeurwaarder zal op basis van de verklaring van de kredietinstelling de berekening van het voor beslag vatbare gedeelte verrichten, hierbij rekening houdende met de in artikel 1411ter, § 2 voorziene beperking in de tijd.
Op straffe van nietigheid van het beslag verstuurt de gerechtsdeurwaarder deze berekening aan de schuldenaar bij een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, binnen acht dagen na de kennisgeving van de verklaring door de kredietinstelling. Hierbij dient hij tevens verplicht een antwoordformulier voor de beslagene partij bij te voegen.
Op straffe van nietigheid van het beslag of van de overdracht verstuurt de gerechtsdeurwaarder tevens een kopie van de berekening aan de kredietinstelling bij een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, binnen acht dagen na de kennisgeving van de verklaring van de kredietinstelling. Na ontvangst ervan door de kredietinstelling kan de schuldenaar vrij beschikken over de in de berekening vermelde bedragen die niet vatbaar zijn voor beslag of overdracht.
Op straffe van verval deelt de beslagene schuldenaar, binnen acht dagen vanaf de aanbieding aan zijn woonplaats van de ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, zijn opmerkingen op het antwoordformulier mee aan de gerechtsdeurwaarder bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst. Dit kan bv. gaan over stortingen van onderhoudsgeld of gecodeerde bedragen welke reeds vroeger dan 30 dagen voor de datum van beslag op de zichtrekening werden gecrediteerd (zie hoger).
Indien de beslagene partij de berekening, zoals verricht door de gerechtsdeurwaarder, betwist via het antwoordformulier, dan kan de gerechtsdeurwaarder de berekening alsnog aanpassing op basis van de opmerkingen van de beslagene partij.
Kan de gerechtsdeurwaarder de betwisting door de beslagene niet aanvaarden, dan legt hij,
op straffe van verval binnen de vijf dagen nadat het antwoordformulier per aangetekende zending op zijn adres werd aangeboden, een afschrift van zijn berekening en van het antwoordformulier van de beslagene neer ter ter griffie van de beslagrechter
De beslagrechter bepaalt dag en uur van het onderzoek en de regeling van de moeilijkheden, na de schuldeiser of de overnemer en de schuldenaar te hebben gehoord of opgeroepen.
De griffier roept de partijen op en verwittigt, in voorkomend geval, de instrumenterende gerechtsdeurwaarder.
De beslagrechter doet uitspraak bij voorrang boven alle andere zaken, zowel in aanwezigheid als bij ontstentenis van de partijen.
Zijn beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.
​
​
​
​